Watersnood 1825 (Johannes Coenraad Beijer)







Tentoonstelling
Skerven
fan 'e Skar

Watersnood door Jacob van Leeuwen

Watersnood 1825 door Nicolaas Swart

Brief Janke Hoekema-
Brunger (1825)

Catalogus Skerven
fan 'e Skar

Hendrik Jans de Harder (1782-1847)

Wettersneed yn It Heidenskip 1825











Watersnood 1825
door Johannes Coenraad Beijer
uitgegeven in 1826 bij J. Immerzaal jr.

Hemelumer-Oldephaert en Noordwolde

Onder de verdere overstroomde grietenijen ten gevolge van de doorbraak tusschen Hindelopen en Workum, leverde vooral deze grietenij een veel akeliger en hartverscheurender tooneel op, dan de laatstbehandelde [Rauwerderhem].


Stavoren

Stavoren werd vreesselijk geteisterd. De meeste huizen leden veel, en eenige spoelden tot op de grondslagen weg. Er sloegen verscheidene diepe openingen in de straten, langs welke turf, huisraad en gereedschap in menigte rondspoelde. Het havenhoofd werd verschrikkelijk geteisterd, zoodat het naauwelijk te herkennen was. De zoutkeet stortte in, en het was niet dan met moeite, dat de boeren hun vee, door het water, naar het hooger gelegen Warns en Molkwerum vervoerden. Verscheidene schapen verdronken; doch gelukkig kwamen hier geene menschen om.

Men meende alhier den 3 februarij des avonds te 9 uren, op welk tijdstip de wind niet hevig was, eene schudding te gevoelen, welke, bij tusschenpoozen, omtrent een uur aanhield, waarna de wind opzette en tot dien storm aangroeide, welke de zee tot de grootste verbolgenheid deed geraken.

In de zeedijken, zoowel naar den kant van de Lemmer, als naar de zijde van Hindelopen, werden verscheidene gaten van eene aanmerkelijke wijdte en diepte geslagen, en groote brokken uitgescheurd. Vele palen werden uitgeslagen en over den dijk geworpen.


Hindelopen

Niet minder werd Hindelopen geteisterd. Het gevaar van eene doorbraak in de stad zelve was zeer groot. Men voorkwam zulks echter nog, door het stoppen der gaten met de puin van 4 omvergehaalde huizen. Ongelukkig echter verloor hierbij een jong mensch DIRK DIRKS MEEUWIS, het leven. Deze nog korts uit Rusland terug gekeerd zijnde, waar hij eene gevaarvolle schipbreuk ontkomen was, en den weg van Hamburg meestal te voet afgelegd hebbende, was een der eersten, die in den gevaarvollen avond van den 4 februarij zich aanboden, om de gescheurde gaten te helpen stoppen. Hij werd het slagtoffer zijner edelmoedige zelfopoffering! Door eenen golfslag met nog 3 zijner makkers uit een gat, waar het gevaar het grootste was, geslagen zijnde, werden deze gered; maar hem vond men, door de palen verpletterd, weder.

Afbeelding overlijdensakte:
Marten Dirks Meeuwes, 23 jaren, varensgezel, geboren en wonende te Hindeloopen, minderjarige zoon van wijlen Dirk Jacobs Meeuwis, varensgezel aldaar gewoond hebbende reeds overleden en van Dik Dirks, werkster noch in leven aldaar wonende.
Op de vierde de maand February des voordemiddags Elf uren, in den Vloed door den plaats hebbende Storm by Bintebrug is verongelukt en overleden.
Getuigen:
Jacob Dirks Meeuwis, 26 jr, Arbeider, Broeder, te Hindeloopen en
Johannes Willems Glashouwer, 36 jr, Spinbaas, goede vriend van de overledene, te Hindeloopen



Door dezen ongelukkigen uitslag verloor zijnen moeder, de weduwe DIRK JACOBS MEEUWIS, niet alleen haren zoon maar tevens haren verzorger; weshalve de heer J. F. C. ESAU te Leeuwarden er dadelijk op bedacht was, om voor deze weduwe, wier behoeften gering waren, de weldadigheid van menschenvrienden, ter leniging van het verlies, door die weduwe geleden, interoepen.

Leeuwarder Courant 01 april 1825

Van hier, tot aan de plaats der doorbraak was de zeedijk geweldig gehavend, en geheele rijen palen met het kistwerk werden er uitgeslagen. Moeijelijk is het, zich een denkbeeld te maken van de verwoesting, welke zoo hier als elders, aan het paal- en kistwerk en aan den dijk zelven, door vloed en storm werd aangerigt.


Workumer Nieuwland

Dijkdoorbraak bij 't Tointsje,
de vuurtoren tussen Workum en Hindeloopen.
Hendrik Jans de Harder

De doorbraak in den zeedijk, tusschen deze stad en Workum, had plaats bij het zoogenoemde Workumer Vuurtorentje, in den namiddag van den 4 februarij; dezelve was ruim 60 el wijd en 15 el diep. Ten gevolge van deze ontzettende doorbraak leverde Nieuwland, hier aan den dijk grenzende, een verschrikkelijk en hartbrekend schouwspel op. De buitengewoon hooge vloed, tot den avond van den 5 aanhoudende, heeft de allerijsselijkste angsten aan de bewoners van dezen polder toegebragt. Sommigen bevonden zich in hunne woningen, als ware het in eene bare zee, en begaven zich, daar het water als hooger en hooger en zelfs tot aan eenige daken klom, op de zolders en op de daken, ten einde niet in het water om te komen. Akelig was het gekerm en hulpgeschreeuw der menschen, welke niet dan met veel gevaar uit hunne huizen en van derzelver daken afgehaald werden. Het vee was te voren meestal geborgen, en werd nog zoo veel mogelijk gered; doch genoeg, dat niet in veiligheid gebragt kon worden, moest op de stallen in het water smoren. Van de 9 boerewoningen zijn er eenigen door den vloed geheel weggespoeld, anderen ingestort en zwaar beschadigd, tot welker herstelling zware kosten vereischt werden.

Douwe Jans de Hoop

Allertreurigst was het tooneel, dat zich hier aan de bewoners dezes oords en aan hen, die bij het bedaren des winds de verwoesting kwamen beschouwen, vertoonde. De landen waren aan eene volkomen zee gelijk, de huizen verwoest of zwaar beschadigd; de beesten verdronken, liggende in de bouwvallen der huizen of aan de dijken; het water bedekt met drijvende overblijfselen der vernielde huizen, met allerhande boeregereedschappen en huisraad, voor zoo verre dit niet reeds aan de dijken aangespoeld was. Het was eene schouwplaats van vernieling, jammer en ellende!


Workumerveld en Heidenschap

De nacht van den 4 op den 5 februarij was voor anderen, achter den Ouden- of Slaperdijk wonende, niet minder noodlottig. Tegen alle verwachting brak dezelve in genoemden nacht door, daar hij de persing van den vloed, in den storm, die nog niet geheel uitgewoed had, niet langer wederstand kon bieden. De doorbraak had plaats regt tegenover die in den zeedijk, en was van dezelfde wijdte en diepte. Voor ruim 2 eeuwen was hier de oude sluis of haven van Workum. Met woedend geweld stroomde het water door dit gat; zoodat alle landen weldra met eene massa waters, ter hoogte van eenige ellen bedekt waren.

De bewoners van het Workumerveld en Heidenschap moesten desgelijks deze overstrooming ondervinden. De dagen van 5 tot 7 februarij waren voor hen dagen van de uiterste angst en bekommering, door de buitengewone opzetting van het water, welke tot hiertoe aanhield. Het gansche veld was gelijk aan eene zee. De meeste beesten op de stallen geraakten bijna geheel onder water. Vele bewoners der huizen vlugtten op de zolders, staken noodseinen uit en kermden om hulp. Eenige ligt gebouwde arbeiderswoningen waren bijna geheel vernield, andere zwaar beschadigd en vele tot verscheidene ellen, ja sommige tot aan het dak toe, met water gevuld. Spoedig daagde er hulp op van Workum; met alle schepen, die geschikt en aanwezig waren, heeft men van daar gewerkt, om menschen en beesten te redden. Het geluk wilde, dat alles zamenliep, om hierin met een gewenscht gevolg te slagen; terwijl onder deze ongelukkigen, huisgezinnen gevonden werden, die meer dan 2 uren van de stad verwijderd waren.

Hendrik Jans de Harder

Het getal van de geredde hoornbeesten in deze stad, buiten een groot aantal schapen, paarden en varken, bedroeg meer dan 1000. Tot berging van hetzelve werden voegzame plaatsen, zoo als de waag, stallingen en wagenhuizen van particulieren, met eene bijzondere bereidwilligheid afgestaan; en ook zoo werden menschen en goederen geborgen. De omgekomene hoornbeesten maakten, in vergelijking van de geredde alhier, slechts een klein getal uit. Men begrootte dezelve op 25 of 30 stuks; doch het getal verdronkene schapen was aanmerkelijk.


Workum

Hendrik Jans de Harder

De ingezetenen van Workum waren alzoo van de schrikkelijke toonelen, die zich den 3, 4 en 5 februarij alhier voordeden, getuige en velen moesten onder de ongelukkigen gerekend worden, doordien de woedende zee zich niet meer binnen hare grenzen bepaalde. De werken van menschelijke kunst en menschelijken arbeid moesten bezwijken, gelijk dan ook de treurige ondervinding in den morgen van den 4 bevestigde, wanneer de zee verre boven de kruin van den dijk was opgezwollen, met eenen geweldigen storm, zoodat alles zich op het verschrikkelijkst liet aanzien; terwijl eene tjalk, een der beurtschepen en eene veerpraam over de palen en bijna over den dijk werden geworpen. Ten gevolge van deze stormen en vloeden heeft er eene kleine doorbraak bij het Workumer-Hek plaatst gehad. De doorstrooming van het water, en de overstorting van hetzelve over den dijk was evenwel groot genoeg, om in korten tijd de daarbij liggende landen met zeewater te bedekken. Overigens heeft deze stad, wegens derzelver hoogere ligging, weinig geleden, in vergelijking van vele andere plaatsen. Eene bejaarde vrouw, welke vlugtende van den Vuurtoren bezweek, werd het slagtoffer van den verschrikkelijken watersnood.

Overlijdensakte van Gettje Ruurds
54 jaar en ruim 1 maand oud.
Heeft geen familienaam
Dienstmaagd geboren te Makkum, gewoond hebbende te Workum, ongehuwd
Dochter van Ruurd Jouws en Grietje Jouwes
Overleden 4 februari 1825, des avonds ten acht uren
Wijk nr G 80 = Ald Fortún van Piebe Wagenaar = Pebeboer


Heidenschap onder Oudega

Het huis van ENGELE TJITTES, staande in het uiterste gedeelte van het Heidenschap, aan het meer de Fluessen, reeds in grooten nood wegens de overstrooming, die telkens meer in de woede toenam, werd in den voormiddag van den 5 der genoemde maand, door den bliksem getroffen. Deze veroorzaakte boven in huis brand, en sloeg 3 koebeesten, op den stal staande, dood; terwijl een vierde, tusschen de 3 gedoodde staande, onbeschadigd bleef.


Kolderwolde, Oudega, Nijega en Elahuizen

De vloed, zich al verder verspreidende, zette weldra alle landen, onder de grietenij Hemelumer-Oldephaert en Noordwolde behoorende, onder water. Koudum en Hemelum, hooger liggende dan de andere dorpen, waren de reddings- en toevlugtsoorden van velen uit de lagere streken, die hunne woningen verlaten moesten, sommigen met achterlating van have en enkele stuks vee. Spoedig werd de kerk van het laatstgenoemde dorp in gereedheid gebragt, waarin dan ook vele menschen, en meer dan 1200 koeijen geplaatst zijn geweest. Ook in het oostelijk gedeelte deze grietenij, hadden tooneelen van verwoesting en ellende plaats. Te Kolderwolde, Oudega, Nijega en Elahuizen leed de landman door de overstrooming zeer veel. Op sommige plaatsen was het land meer dan 2 el onder water. In eenige huizen heeft het tot op eene hoogte van 3 tot 5 voeten gestaan. Nagenoeg 50 boeren zijn met hun vee gevlugt, waarvan de grootste helft hunne woningen heeft moeten verlaten; terwijl de kleinste helft zulks meer uit voorzorg gedaan heeft. Vele huisgezinnen van de arme volksklasse hebben hunne toevlugt genomen in de ledigstaande pastorij te Oudega. In deze dorpen zijn 5 hoornbeesten en 1 varken omgekomen. Veel aanmerkelijker was de schade, veroorzaakt door het verlies aan turf; want men rekende, dat er tusschen de 300 en 400 schouw weggedreven was.

De ellende in dit deel van Vriesland was in den beginne ten top gestegen, en aan de meeste noodwendigheden leed men gebrek. Vele huisgezinnen waren in de diepste armoede gedompeld, schier niets meer overig gehouden hebbende, dan hun leven. Ook was er groot gebrek aan voeder voor het vee, maar vooral aan zoet water, daar de meeste regenbakken bedorven waren. Deze ongelukkige en hulpbehoevende toestand, in deze omstreken, wekte al dadelijk de menschlievendheid op der commissie, ter voorziening in de dadelijke behoeften der ongelukkigen; en spoedig ontving men hier van Leeuwarden, en elders, levensmiddelen en kleedingstukken, dankbaarheid vervulde aller harten. Hoe hoog de nood ook daar geklommen was, laat zich eenigermate begrijpen, wanneer men in aanmerking neemt, dat hier, omstreeks het midden van maart, nog 250 menschen, van voedsel zoo wel als kleeding, te voorzien waren


Bron:
Gedenkboek van Neerlands Watersnood 1825
in Februarij 1825
door Johannes Coenraad Beijer
uitgegeven in 1826 bij J. Immerzaal jr. te 's-Gravenhage
Het gehele boek kunt u hier lezen.