Tentoonstelling
Skerven
fan 'e Skar
Watersnood 1825 door Jacob van Leeuwen
Watersnood 1825 door Nicolaas Swart
Watersnood 1825 door Johannes Coenraad Beijer
Catalogus Skerven
fan 'e Skar
Hendrik Jans de Harder (1782-1847)
Wettersneed yn It Heidenskip 1825
|
Brief van
Janke Hoekema-
Brunger
aan haar schoonzuster
Johanna Iskje Halbertsma-Hoekema
|
Ik moet u schrijven wat storm wij hier verleden week gehad hebben en in welk een benaauwdheid wij hier geweest zijn. |
|
|
Verbeeld u eens, terwijl ik aan tafel zat met mijn kleine [Jelmer ½ jaar], dat ik de zee zo maar over den dijk zag spoelen, niet nu en dan een golfje, maar de dijk was maar te laag voor de zee. Een weinigje daarna kreeg ik berigt van [mijn man Sjoerd Jacob] Hoekema, dat er al een gat in de dijk was, een weinigje daarna al weer een en vervolgens in de Hinloper dijk in de oude dijk hetwelk verschrikkelijk was. |
|
|
Dijkdoorbraak bij 't Tointsje, |
|
|
de vuurtoren tussen Workum en Hindeloopen. |
|
|
Hendrik Jans de Harder |
|
|
Vele menschen gingen na de dijk. Ik heb er toen ook geweest maar konde niet verder koome als de brug voorbij ons baan. |
|
|
Geheel links de Kolk en rechts daarvan de sluis. |
|
|
Links boven de lijnbaan die ten westen van 't Sylpaed ligt. |
|
|
Sjoerd Jacob en Janke Hoekema-Brunger wonen in het rechter gedeelte van de lijnbaan. De brug waar Janke over schrijft, is ook zichtbaar op deze kaart. |
|
|
www.tresoar.nl |
|
|
Daar kwam ons de barre zee tegemoet. Wat ijsselijk gezigt was dit, het was net als Workum zo maar in eens zoude overstroomd worde. Vele inwoners hadden haar boeltjes gepakt. Ik konde er niet toe koomen. |
|
|
Mevrou Buma heeft met haar kinders de vlugt genomen [dit is de vrouw van Jonkheer Julius Matthijs van Beyma thoe Kingma, ontvanger van de "convoyen en licenten" tevens de eerste boekhouder van de Nutsspaarbank Workum van 1817] |
|
|
[in Bolsward zal iemand schrijven: "zij kwam Sundags met haar kinderen hier, dat was een toeloop of de Koningin kwam. Zij was een poos te Tjerkwerd geweest. Na agt dagen logement is zij weer van Ds. Koopmans na Workum vertrokken] |
|
|
Klaas Simmes van der Meer vlucht van zijn boerderij (Langeleane 6) over het land, de Hylperdyk is onbegaanbaar, naar de stad. |
|
|
Hendrik Jans de Harder |
|
|
De boeren konden zo spoedig de vlugt haast niet neme. De menschen van de dijk moesten de vlugt neme in Workum. Den eene zag men met een bed, een ander met dekens. Het water is bijna aan ons agterdeur toe geweest. Ons [regenwater-]bakken zijn bedurven. |
|
|
Hoekema heeft het in deze dagen [als wethouder] zo druk gehad, het kwam alles voor hem op. De oude lui [tevens stadsbestuurders] Schols en Kannegieter bemoeiden er zig niet mede. Ons kamer was ik soms naauwelijks meester, zo vol menschen die om raad en daad vroegen. Hoekema heeft het er al van weg gehad dat ik niet anders kon verwagte want altoos natte voeten. Nu als het hier maar mag bij blijven. Hij is nu weer wat beter. |
|
|
Achter de brug staat de boerderij, tevens herberg it Ald Fortún, van Pebeboer (Piebe Johannes' Wagenaar) waar het beurtschip van Rinse op de kruin van de dijk ligt. |
|
|
Hendrik Jans de Harder |
|
|
Doekle is zo ver gelukkig geweest met zijn schip dat hij binnen de sluis lei: Rinse [een beurtschipper, wiens schip met de voorkant in de kruin van de dijk vast zat] en nog een schuit lagen in de kolk die niet best gevaren zijn. De schuit zit boven op de dijk en Rinse ook. Hoekema heeft er een gat in boore laten, anders had het door Pebeboer zijn huis gegaan. ["en derzelve (Rinse) heb ik in de grond laten lopen, anders zou hij zeker door de dijk heengewroet zijn" schrijft Sjoerd Jacob Hoekema aan zijn zwager Joast Halbertsma]. |
|
|
Boerderij in 1825 bewoont door Jacob Annes Kooiker en Teatske Johannes' Kooiker. |
|
|
(Ursuladyk 28) |
|
|
[Jacob Annes] Kooiker [huurt de boerderij van de fam. Halbertsma-Hoekema, Ursuladyk 28] zijn goed is hier bij ons. Zijn vee is te Koudum. Tidsche [Teatske Johannes' Ketelaar, de boerin] heeft verleden Zondag de heele dag op bed moete blijven, want anders was zij doornat. |
|
|
Sate Westerein (ca. 1965) |
|
|
Ik heb Kekke [dit is Geertje Ynses Boersma, vrouw van Eelke Simons Stallinga, boer op sate Westerein, ook eigendom van de fam. Halbertsma-Hoekema] ook gesprooken, die zei dat zij hadden het nog droog in haar huis, maar zij schreide. Zij hadden vee van een andere boer die daar bij haar woonde die zijn huis bijna geheel omgeslagen is. |
|
|
De stad is hier bijna vol koeijen. Als er nu meer koeijen koomen, zullen zij misschien in ons baan moeten. |
|
Bron: De stoarmfloed fan 1825. W.T. Beetstra. Friso 12, 19 en 26 oktober 1967.
|
|