 |
Mijn voorouder Jacob Rodenburg was in de achttiende eeuw apotheker en burgemeester in Workum. Van hem wordt nog een zilveren gildepenning bewaard in het Fries Museum. Het leek mij dat er over deze Jacob nog wel meer te vinden moest zijn. En ja hoor, tussen 1953 en 1992 blijkt de Workumse apotheker Beetstra het nodige geschreven te hebben over zijn Workumer vakgenoten uit vroeger eeuwen. Hij noemt daarbij ook regelmatig mijn voorouder Rodenburg. Dankzij hem kwam ik weer andere bronnen op het spoor, zodat we een aardig beeld krijgen van deze deftige voorzaat. |
 |
 |
Op 18 mei 1719 wordt Jacob gedoopt in Aldeboarn bij Akkrum. Hij is de zoon van Antoni Rodenburg, secretaris van de grietenij Utingeradeel, tegenwoordig opgenomen in de gemeente Heerenveen. Hij wordt vernoemd naar zijn moeder Japikje Reiners, die kort tevoren in het kraambed is overleden, wat in die tijd nog veel voorkomt. Trouwens, nog tot 1950 sterven er jaarlijks in Nederland 250 kraamvrouwen, waaronder ook mijn beide omas. Sinds de jaren zestig keldert dit cijfer, maar pas sinds het jaar 2000 is het teruggelopen tot onder de tien. In het jaar 1739 verwerft Jacob voor zes gulden twaalf stuiver het burgerrecht van Workum ( 2 ). Nog datzelfde jaar wordt hij, blijkens de bewaard gebleven gildepenning, lid van het apothekers- en chirurgijnsgilde aldaar. De penning vertoont aan de voorzijde een hand uit een wolk met spatel, slang en geneeskruid en de keerzijde draagt de tekst: J.A. Rodenburg M(eester) Apoteeker tot Workum den 24 Novem(ber) 1739 (zie afbeelding) ( 3 ). |
 |
 |
De afbeelding op de penning komt ook voor op de titelpagina van het Amsterdams apothekersboek (zie rechts). Volgens het gildereglement van Workum moet de aspirantapotheker drie "compositien" of recepten maken uit dit boek om toegelaten te kunnen worden tot het gilde. Dat is nog niet zo eenvoudig, een preparaat als Theriaca Adromachi Senioris bestaat uit wel zesenzestig bestanddelen en Mithridatium Damocratis uit negenenveertig. Alles moet in de juiste verhoudingen worden samengesteld, soms na ingewikkelde bewerkingen zoals distillatie. Sommige ingrediënten moeten ook op de juiste temperatuur gehouden worden, opdat ze niet gaan schiften. |
 |
 |
Het Amsterdams apothekersboek |
 |
 |
Het boek, de Pharmacapa Amstelredamensis, geschreven in het Latijn, komt in 1636 uit onder leiding van Nicolaas Tulp, bekend van Rembrandts Anatomische les. Voor veel gilden in Nederland wordt dit boek, ook wel Dispensatorium genoemd, de gezaghebbende leidraad. Alle ingrediënten die in het boek vermeld staan, moeten de apothekers verplicht in huis hebben. In 1686 komt er een Nederlandse vertaling uit onder de naam Pharmacopæa Amstelredamensis, of d'Amsterdammer apotheek. Veelzeggend is het voorwoord van de uitgever: Ik meen de wereld geen kleine dienst gedaan te hebben met een boekje te laten vertalen, waar alle Nederlandse apothekers en chirurgijns naar uitkeken. Zo heb ik een goede geneesheer geraadpleegd, die mij aangeraden heeft om het in het Nederlands te doen drukken. Daarenboven heeft deze de moeite genomen om de werking van iedere compositie in het bijzonder te beschrijven, en het benodigde gewicht voor het gebruik, wat te voren in het Latijnse werk niet voorkwam. Behalve dit heeft hij de bereiding van ieder medicament in het bijzonder bijgevoegd, waaruit de jeugd (die anders bij een meester drie of vier jaar zijn tijd met weinig te leren verslijt) voor het eerst goed inzicht kan krijgen, voornamelijk zij die de Latijnse taal niet verstaan. Want anders konden er allicht veel fouten begaan worden, wat de patiënten slecht zou bekomen. |
 |
 |
In 1726 verschijnt de Pharmacapa Amstelodamensis renovata, een verbeterde editie in het Latijn én het Nederlands. Toch komen er nog vreemde geneesmiddelen in voor, zoals elandhoeven, die zouden werken tegen epileptische aanvallen. Nog in 1741 verklaart een Leidse apotheker dat elanden last hebben van epileptische aanvallen en dan met hun linker achterpoot aan hun oor krabben, waardoor ze weer opstaan. De linker achterpoten zouden daarom een betere geneeskrachtige werking hebben dan de rechter. Apothekers moeten volgens hem een glanzende, gezonde hoef uitkiezen, Maar, vervolgt hij dan naïef: hoe kan men weten dat het een linker hoef is? Sommige inzichten uit het boek gaan zelfs terug tot artsen uit de klassieke oudheid, zoals Galenus, die leefde aan het begin van onze jaartelling. Zeker tot 1850 blijft men vasthouden aan deze Harry Potter-achtige recepten. |
 |
|
 |
Vereeringe aen den Heren Apothekarius |
 |
 |
De Friese arts Pieter Baardt steekt in 1645 in zijn boek Deugdenspoor in de ondeugden des werelts affgebeeldt de draak met de deftige apothekers van zijn tijd. Ik kan het niet laten een klein gedeelte van zijn satirische tekst hier in moderner Nederlands te hertalen. |
 |
|
|
 |
Het zou toch wel erg jammer zijn, |
 |
Dat ik die alle dagen kook, |
 |
En voor een dokter rook en smook, |
 |
En puf en blaas, en bijna stik, |
 |
Mijn hoofd haast als een pot zo dik, |
 |
Dat ik hier zou vergeten zijn? |
 |
Pak aan meneer, een vaatje wijn. |
 |
Beschrijf mij toch hier achteraan, |
 |
Tussen de dokters moet ik staan, |
 |
De chirurgijn heeft nog geen haast, |
 |
Die kan wel na mij, op het laatst, |
 |
Hoewel een dokter voor mij gaat, |
 |
Dat doet zijn roep, dat doet zijn staat, |
 |
Maar wij zijn het aan wiens verstand, |
 |
De mens zijn lijf en leven hangt, |
 |
Al schrijft een arts recepten uit, |
 |
Van vele weet hij waar geen fluit, |
 |
Wat weet hij dan van de Bezoaren, |
 |
Van Lignum of van Unicoornen? |
 |
Wij moeten weten wat dat is, |
 |
En slaan daar nooit de plank in mis, |
 |
Met duizend zulke dingen meer, |
 |
Te veel om op te noemen, heer! |
|
 |
De apothekers hier te lande versieren hun potten met Griekse en Arabische opschriften en weet ik wat voor vreselijke medicijnnamen, die ondertussen niets dan nesten zijn vol ratten, muizen, spinnen, zaagsel en vliegen. Ja, weet ik wat voor verrotte en zesmaal over en weer doorverkochte buitenlandse medicijnen de arme patiënten vaak van hun laatste armoe voor nagels aan hun doodskist moeten betalen? Ze kopen in plaats van gezondheid hun eigen dood. Die apothekers met hun duivelse gierigheid, die onbeschaamd en niets ontziend en zonder kennis van wettige medicijnen, meer tijd verslijten aan het verkopen van rijst, azijn en brandewijn dan dat ze hun verstand toeleggen op de hun bevolen studie. Ze pakken wat ze pakken kunnen, het is hen om het even of het nu smeer, teer, stof, zaagsel of ander vuil is: men stoot, stampt, kneust en knoeit en smelt het door elkaar. Het is goed hoor en heel vers! Wat zijn er al een opiaten, poeders, conserven, pillen, smeersels en siropen al in Noachs tijd door geldzieke mensen bij elkaar geveegd, in Christus tijd klaargemaakt en pas vandaag de eenvoudige mensen voor de meest verse medicamenten die er bestaan, verkocht geworden! Op hen moet de arme dokter en elke goede bloed vertrouwen. Niemand kan ze ontlopen, eigenlijk kan er niemand iemand veiliger vermoorden dan deze halfgare na-aap-dokters. Ze bedriegen door hun onverstand en geldzucht de onnozelen en beroven onder het mom van geen dokter nodig te hebben de behoeftigen van hun begrafenisgeld. En om hun ongeduld wat te verkorten, helpen ze vlijtig ten grave wie al staat te waggelen op de rand. |
 |
|
 |
Het Workumer gilde |
 |
 |
Je zult begrijpen dat het apothekers- en chirurgijnsgilde in Workum er alles aan doet om de beroepsgroep maar ook de burgerij te beschermen tegen allerlei marskramers en kwakzalvers. Ze stelt ook kwaliteitseisen aan de apothekers en chirurgijns zelf, maar je vraagt je af of er in de tijd van Jacob Rodenburg, honderd jaar na de klachten van Pieter Baardt, veel verbeterd is. |
 |
 |
Jacob is twintig jaar als hij zijn gildeproeven aflegt bij twee gildemeesters en een olderman uit de vroedschap. Als eerste moet hij een leerbrief of getuigschrift kunnen tonen van zijn leermeester. Ik denk dat hij drie of vier jaar in de leer is geweest bij een apotheker in Raerd, in de buurt van Grou, want volgens een belastingkohier is hij van daaruit naar Workum gekomen. ( 4 ) |
 |
 |
Zijn examinatoren testen vervolgens zijn theoretische kennis. Voor dit theorieexamen moet hij twaalf gulden betalen. Hierna volgt het praktische gedeelte, naast het maken van de drie eerder genoemde preparaten, behelst dit het kunnen lezen en verklaren van een doktersrecept. Hij moet elke examinator hiervoor drie gulden betalen en de beide gildemeesters nog eens elk vijf gulden voor het gebruik van hun werkplaats, waar hij de preparaten moet maken. Het praktijkgedeelte kost hem dus nog eens negentien gulden. De preparaten mag hij trouwens zelf houden. |
 |
 |
Als Jacob door het gilde is toegelaten tot meester apotheker, moet hij voor dat recht weer twintig gulden betalen en alle gildebroeders met hun aanhang trakteren op een etentje. Daar bovenop moet hij nog twaalf gulden schenken aan het stadsweeshuis. Daarna bedraagt de contributie zes stuiver per kwartaal, op te halen door de gildebode. En als jij als laatste tot het gilde bent toegetreden, ben jij automatisch deze gildebode annex loopjongen. Jacob kan dus zijn lol op en hij moet ook flink in de buidel tasten voor hij zich als zelfstandig apotheker kan vestigen (de meeste Workumers verdienen in die tijd minder dan vijfhonderd gulden per jaar). En die zilveren gildepenning? Duidelijk een sigaar uit eigen doos! |
 |
 |
Apotheker op stand |
 |
 |
De eerste apotheek van Jacob Rodenburg stond op het Noard 29. Op de foto het pandje met de rode pijl ( 5 ). Tegenwoordig deelt het met het huis ernaast een nieuwe gevel. |
 |
 |
Op 6 juni 1740 trouwt Jacob met Iebeltje Iedema, die met haar moeder en jongere broertje in een statig huis woont aan de markt, tegenover het stadhuis. Al snel huren Jacob en Iebeltje met hun apotheek dit huis op Merk 25, (zie tekening). Zijn overleden schoonvader Klaas Aukes Iedema had het in 1710 gekocht voor 805 gulden6. In het najaar van 1746 overlijdt zijn schoonmoeder en wordt Jacob voogd over Iebeltjes broertje. ( 7 ) |
 |
 |
Merk 25 (ca. 1860) |
 |
 |
Tragiek is Jacob in zijn huwelijksleven niet bespaard gebleven. Iebeltje overlijdt al in 1751, waarop Jacob hertrouwt in 1753. Zijn tweede vrouw overlijdt in 1760, waarna hij voor de derde keer in het huwelijk treedt in 1764. Ook van de in totaal zes kinderen blijven er maar twee in leven. In de kerk van Workum liggen twee zeventiende-eeuwse graven die honderd jaar later klaarblijkelijk zijn hergebruikt als laatste rustplaats voor Jacob en zijn gezinsleden. Onder de oude namen op de twee zerken is simpelweg J. RODENBURG gebeiteld. |
 |
 |
Het huidige pand op Merk 25 met daarnaast de Tillefonnestege. |
 |
 |
Van Senna-bladeren tot bezoar |
 |
 |
Hoewel het satirische stukje van Pieter Baardt over de apotheker grappig is om te lezen, is zijn kritiek, ook een eeuw later, niet helemaal terecht. Dat er nogal eens vieze dingen zitten in zijn sierlijke potten, kan Jacob ook niet helpen. Het Amsterdamse apothekersboek schrijft hem voor dat hij zelfs dierlijke en menselijke uitwerpselen in voorraad moet hebben, en bezoar, dat is een maagsteen van een geit, en mummie, dat zijn geprepareerde menselijke resten. Hou dat allemaal maar eens vers in een tijd zonder koelkasten, het blijft toch maar behelpen als je alleen vochtig zand tot je beschikking hebt. Verder is het logisch dat Jacob naast medicijnen ook gewone producten verkoopt. Er worden veel minder medicijnen gebruikt dan in onze tijd, en hij moet toch ergens van leven. Zo levert Jacob in de periode 1741 42 zeep, stroop en dweilgoed aan het weeshuis ( 8 ), en in 1767 Senna-bladeren, krenten en anijs ( 9 ). Hij ontvangt in 1774 ergens zestien stuiver voor een geleverd drankje ( 10 ), zijn enige geleverde medicijn dat Beetstra terug kan vinden in de archieven. |
 |
 |
Een inbreker op één schoen |
 |
 |
Midden in de nacht van vier op vijf januari 1757 krijgt Angeniet, het dienstmeisje van de Rodenburgs, de schrik van haar leven. Als ze om half twee met een emmer water in de hand de achterdeur wil opendoen, ziet ze opeens een man achter het raam staan. Hij is klein van stuk, heeft een donker uiterlijk, lichte lappen op zijn jasje, en hij draagt maar één schoen. Als ze de deur opent, gaat hij er vandoor met een plank in zijn hand, die hij op de bleek laat vallen. Vervolgens springt hij over het hek naar de tuin van buurman Elias Hanses en verdwijnt. Als het licht wordt, ziet ze brandhout opgestapeld achter in de tuin liggen, die de man waarschijnlijk over het ijs van de sloot achter had willen meenemen. Ook ziet ze braaksporen aan het vensterkozijn, dat de man vermoedelijk met een stuk ijzer heeft geprobeerd open te wrikken ( 11 ). Jacob is die nacht niet eens thuis, hij is een paar dagen van huis. Maar de meid is denk ik niet bang uitgevallen, pas in de ochtend vertelt ze aan Jacobs vrouw wat er die nacht is gebeurd. Je vraagt je wel af waarom ze midden in de nacht met een emmer water loopt te sjouwen. |
 |
 |
Zouden je buren het niet gedaan hebben? |
 |
 |
Twee maanden later op twee maart is het weer raak. Angeniet loopt s avonds om half acht even de winkel in om een chocoladekoekje te pakken en ziet dat er een schuifraam open staat. Meester, heeft u het venster opengezet?, vraagt ze. Nee, zegt Jacob, die direct komt kijken. Samen zien ze dat er twee potten snuiftabak missen, in de ene zat een half pond en in de andere twee pond. Ook mist de houten lepel uit de strooppot. Met zijn zwager Sybren Rinnerts, die getrouwd is met een zus van zijn eerste vrouw, gaat Jacob naar buiten om te kijken of ze iets kunnen ontdekken. Sybren post een poos op de stoep voor het huis van overbuurvrouw weduwe Bruininga, recht tegenover de steeg. Om half tien ziet hij Wybrigje Sjoerds, de buurvrouw, die wat water naar buiten gooit en daarbij heel erg om haar heen kijkt. |
 |
 |
Direct nadat zij naar binnen is gegaan, verschijnt haar man, Willem Aans, die ook al nadrukkelijk om zich heen kijkt en speciaal oog heeft voor de steeg. Sybren krijgt achterdocht en zegt tegen Jacob: Zouden je buren het niet gedaan hebben?, maar Jacob wil dat niet geloven. |
 |
 |
Workum ca. 1860 (Willem Hekking) |
 |
 |
In de woning met de luifel rechts woont Willem Aans (Noard 1). |
 |
 |
Links daarvan de apotheek van Jacob Rodenburgh (Merk 25). |
 |
 |
Tussen beide panden loopt de Tillefonnestege. |
 |
 |
Amper zijn de mannen weer binnen of ze horen de meid vanuit de keuken roepen: Ze gooien de snuifpotten over het stek! Ze had een achterdeur open horen gaan en daarna in het licht van de maan gezien dat een voor een de potten over de steegschutting gegooid werden. De mannen kijken snel in de steeg, maar ze zien niemand, wel zien ze de potten in hun achtertuin liggen en de snuif ligt in hopen verspreid in de tuin, in de steeg en op de pannen van het secreet of buitentoilet van buurman Willem Aans. De stads-executeur Lehon, die de volgende dag poolshoogte komt nemen, ontdekt ook in de achtertuin van Willem Aans nog twee hoopjes van hetzelfde rappé snuif. Ik kan nergens vinden hoe deze zaak is afgelopen, wel kan ik zien dat Jacob vier jaar later andere buren heeft. Gelukkig maar. |
 |
 |
Regent met privileges |
 |
 |
In 1747 wordt Jacob gekozen in de vroedschap van de stad en hij behoudt deze functie tot zijn dood. Elke zondag zit hij in de kerk in een fraai overkapt vierkant, recht tegenover de preekstoel. Deze regeringsbank, voorzien van prachtig houtsnijwerk, is nog steeds te bewonderen in de Grote- of Sint Gertrudiskerk, weliswaar sinds de herinrichting in 1950 weggepromoveerd naar de achterwand van een zijschip. Nieuwe tijden, nieuwe zeden, zullen we maar zeggen. |
 |
 |
Maar liefst acht burgemeesters en vierentwintig vroedsmannen vormen samen het gemeentebestuur van Workum, en dat op een bevolking van amper drieduizend inwoners. |
 |
 |
Het is een corrupte regentenkliek die elkaar benoemt, vrienden en familie lucratieve baantjes toeschuift of
verkoopt, desnoods nieuwe banen verzint, en meerdere banen ook zelf vervult. Je hebt in Workum onder meer een waagmeester, keurmeesters van het vlees en van het brood, een zoutmeter, visafslager, roggedragers, korenmeters, een ijker van de botervaten, turfdragers, een havenmeester, viswijven, en zo gaat het maar door. Al deze personen dragen op hun beurt zorg dat de impost (invoerrechten) op verschillende goederen wordt betaald. De stad kan zo op een goedkope manier haar belastingen innen, want voor de baantjes krijgen de mensen geen salaris maar een percentage van de imposten die ze opbrengen. |
 |
 |
Ze werken dus op provisiebasis. Het is duidelijk dat al deze personen even zovele kleine despoten zijn, en voor de burgerij een Egyptische plaag betekenen. Zij vormen de nauwe mazen in het net waardoor handel en verkeer zich bewegen moet. |
 |
 |
Ook Jacob heeft zon baantje, we vinden vermeld dat hij in 1767 ergens geld ontvangt wegens lands- en stadsimpost van een koe12. Met land wordt Friesland bedoeld, dat in die tijd net als elke provincie een soevereine staat vormt met eigen in- en uitvoerrechten. Daarbinnen kent ook elke stad nog eens haar eigen heffingen. Er bestaat geen belastingdienst maar elke belastingsoort wordt verpacht aan particulieren. Zij staan borg voor een bepaalde opbrengst en wat ze meer binnennhalen mogen ze houden. Veel belastingpachters zijn hier ontzettend rijk mee geworden. |
 |
 |
Pachtersoproer |
 |
 |
In 1748, als Jacob net een jaar in de vroedschap zit, krijgt het volk genoeg van de pachters en de hoge belastingen. Ze verdenken de collecteurs en pachters ervan een deel van de opbrengsten in eigen zak te steken. Het komt tot een volksopstand, ook in Workum. Twee douanehuisjes in de stad worden met de grond gelijk gemaakt. Wel is het jammer dat een groot deel van de burgers het amper merkt. Gelukkig staat er nog een derde huisje en van de afbraak daarvan wil men een groot spektakel maken. Men eist dat de eerste burgemeester hen de stadstrommel laat gebruiken en uit angst voor grotere problemen geeft hij toe. |
 |
 |
En zo roepen ze bij tromslag de burgerij op om om zeven uur die avond allemaal te komen kijken, zo niet dan zal er wat zwaaien! In optocht trekt men naar het laatste huisje. De chergers of belastinginners dwingt men voorop te gaan en een fles drank mee te nemen. |
 |
 |
Het huisje ligt zo snel plat dat ze eigenlijk amper hun woede en frustraties hebben kunnen koelen. Gelukkig blijken er twee vaatjes brandewijn in het huisje te staan, waar de onruststokers zich dan maar op storten. Nog laat diezelfde avond laat de regering uit Leeuwarden weten dat het afgelopen zal zijn met de belastingpachterij. De opstandelingen zullen niet vervolgd worden, ze worden zelfs uitgenodigd om hun bezwaren te komen melden in Leeuwarden. |
 |
 |
De volgende dag worden er representanten gekozen die in het vierkant in de kerk plaatsnemen om te overleggen. De vroedsmannen worden vriendelijk maar dringend verzocht de kerk te verlaten, het volk kan het zonder hen wel af. Men stelt een aantal punten op, onder andere dat de vroedschap in het vervolg door de burgerij gekozen moet |
 |
 |
worden en dat het uit moet zijn met al die baantjes waar ze zichzelf mee verrijkt. Daarnaast kan een stadje als Workum het ook wel af met het halve aantal vroedsmannen en burgemeesters. Delegaties uit heel Friesland komen samen in de Doelen in Leeuwarden, |
 |
 |
Doelisten worden ze genoemd in de geschiedenisboeken. De gedelegeerden hebben hun hoop gevestigd op de stadhouder, die zal de corrupte regentenkliek wel in toom houden. Helaas komen ze hierin bedrogen uit, het volk wordt gepaaid met mooie beloftes maar uiteindelijk wordt alleen de pachterij afgeschaft. De stadhouder houdt de regenten de hand boven het hoofd, ze mogen blijven zitten en hun lucratieve baantjes houden. Dat geldt ook |
 |
 |
voor Jacob Rodenburg, van 1757 tot 1760 is hij zelfs één van de burgemeesters die de stad besturen. |
 |
 |
De handtekening van burgemeester Jacob Rodenburgh |
 |
 |
in het Huis- en Woonregister van 1760. |
 |
 |
Processen over geld en huiselijk geweld |
 |
 |
Wat doet Jacob als burgemeester of vroedsman in die tijd? Onder andere recht spreken over kleinere vergrijpen door burgers, bijvoorbeeld in huiselijke zaken. Zo corrigeert de raad van Workum in 1759 de vroedsman Bruinsma en zijn vrouw ernstig over hunne onvrindelijke samenlevinge", en straft ze de doodgraver Claas Hendrix, omdat deze zijn vrouw eerst met de bezemstok het huis had uitgejaagd, waarbij hij haar de bezem achterna wierp zodat zij bijna viel, en toen met een mes nog te lijf ging. |
 |
 |
Maar het gaat ook vaak om geldzaken. In 1774 wordt Jacob als getuige-deskundige betrokken bij een proces, aangespannen door apotheker Feenema uit Leeuwarden tegen dokter Kramer uit Workum ( 13 ). Kramer wil de rekening, die hij van Feenema ontvangen heeft voor geleverde artikelen, niet betalen, deze zou veel te hoog zijn. Rodenburg en Henricus Vlot, de andere Workumer dokter, moeten de bedragen controleren. Ze komen tot de conclusie dat deze niet te hoog zijn. Dus wordt dokter Kramer veroordeeld de rekening alsnog te betalen. |
 |
 |
Soms worden rechtszaken doorverwezen naar het Hof van Friesland in Leeuwarden. In 1766 is Jacob Rodenburg met Heere Kannegieter, een neef van zijn eerste vrouw Iebeltje, in een herberg aan de Merk "alwaar Amsterdam uithangt", als Hendrik Hugon wordt mishandeld door Johan Klazes Hinlopen. Jacob en Heere worden later als getuigen gehoord in de rechtszaak voor het Hof. |
 |
 |
Meer bemiddeld dan gemiddeld |
 |
 |
Apotheker Beetstra heeft ook de vermogens van zijn Workumer voorgangers onderzocht aan de hand van de zogenaamde "personele goedschattinge", een vermogensbelasting, ter grootte van 1,1% van het vermogen. ( 15 ) Maar de kohieren vormen een onbetrouwbare graadmeter, omdat het vermogen meestal veel te laag wordt opgegeven. De gegevens van 1749 berekent hij aan de hand van het Quotisatiekohier. Over Jacob Rodenburg geeft hij de volgende cijfers: |
 |
 |
Jaar |
1741
|
1749
|
1770
|
1772
|
Vermogen in guldens |
535
|
2.000
|
1.322
|
600
|
|
 |
 |
Als tien inwoners van Workum een vermogen opgeven dat boven de 10.000 gulden ligt, met een topper van 52.000 gulden, dan behoort een apotheker niet tot de rijkste inwoners. Wel ligt zijn vermogen hoger dan dat van de gemiddelde burger. Ik denk dat bij Jacob de stijging die we zien te danken is aan een erfenis die vrijkomt na het overlijden van zijn schoonmoeder. Ook zullen bijbaantjes sinds zijn toetreden tot de vroedschap meegespeeld kunnen hebben. De daling is misschien te wijten aan de huwelijken van zijn twee dochters, die hij ook een mooi centje heeft willen meegeven. |
 |
 |
Een deftig einde |
 |
 |
Op 18 januari 1781 wordt Jacob begraven in de Grote- of St. Gertrudiskerk van Workum. Misschien wordt zijn kist als eerste gedragen op de nieuwe gildebaar van het chirurgijns- en apothekersgilde, die nog steeds te bewonderen valt in de kerk. Volgens het reglement moeten alle gildebroeders de baar volgen om hun medebroeder de laatste eer te bewijzen. Zijn kist is iets luxer dan die van de meeste mensen. Opvallend is dat de klok drie keer langer geluid wordt dan normaal, waarschijnlijk omdat hij burgemeester is geweest. |
 |
 |
Leeuwarder Courant 3 maart 1781 |
 |
 |
Op 28 april 1781 verschijnt er in de Leeuwarder Courant de volgende advertentie: |
 |
 |
Leeuwarder Courant 28 april 1781 |
 |
 |
TE huur om terstond of May aanstaande te aanvaarden: Een HUIZINGE staande op t best aan de Merkt te Workum, zeer geschikt tot allerhande Negotie gelyk ook een reeks van Jaaren door J. Rodenburg is gedreeven en nu met er dood ontruimd; nader bericht by P. Kingma Stads Majoor te Workum, of by Pieter Kleyenburg te Stavoren. NB. Zoo ymand genegen mogte zyn een APOTHEEKERS-WINKEL aldaar staande te koopen, adresseere zig by bovengedagte. |
 |
 |
Pieter Kleijenburg, verhuurt als erfgenaam namens zijn vrouw het huis van Jacob Rodenburg. Pieter is getrouwd met Magteltje Rodenburg, een dochter van Jacob. Een jaar later verkoopt hij het huis aan de huurder, die er 1821 gulden acht stuiver voor moet betalen ( 16 ). Ruim duizend gulden meer dan waarvoor Jacobs schoonvader het in 1710 gekocht had. Opvallend is dat Pieter Kleijenburg in de akte havencherger of douanecontroleur van Stavoren genoemd wordt. Zou hij dit baantje aan zijn schoonvader te danken hebben? |
 |
 |
Leeuwarder Courant 17 november 1781 |
 |
 |
Bronnen: |
 |
 |
- P. Baardt, Deugdenspoor in de ondeugden des werelts affgebeeldt, Leewaerden 1645. |
 |
 |
- G. Bakker, De stêd Warkum, Boalsert 1967. |
 |
 |
- W.T. Beetstra, Bijdrage tot de geschiedenis der Pharmacie in Workum, in: Kring voor de Geschiedenis van de Pharmacie in Benelux. Bulletin Nr. 6, november 1953. |
 |
 |
- W.T. Beetstra, Geschiedenis van de Pharmacie in Workum, in: Kring voor de Geschiedenis van de Pharmacie in Benelux. Bulletin Nr. 79, september 1990. |
 |
 |
- W.T. Beetstra, De sjirurgyns en dokters fan Warkum 1620-1990, Ljouwert 1992. |
 |
 |
- Het verward Frieslandt of Omstandig Beright, vervattende in sigh, de Beroerten, Oneenigheden en Verwarringen, ontstaan onder de ingeseetenen van voorsz. Provincie, Leeuwarden 1749. |
 |
 |
- Nedergerecht Workum. De scans van de boeken staan op www.allefriezen.nl. |
 |
 |
- Pharmacopaea Amstelredamensis, of d'Amsterdammer apotheek, Amsterdam 1686. |
 |
 |
- T.H. Siemelink, Geschiedenis van de stad Workum. Van de Hervorming tot den Patriottentijd, Buitenpost, 1903. |
 |
 |
- W. Stoeder, Geschiedenis der pharmacie in Nederland, Amsterdam 1891. |
 |
 |
Workum ca 1860 (Cornelis Springer) |
 |
 |
Noten: |
 |
 |
( 1 ) Elk gilde in Workum had zijn gildebaar, een draagbaar waarop na het overlijden van een gildebroeder zijn doodskist naar het graf werd gedragen. Deze fraai beschilderde gildebaren zijn tegenwoordig nog te bewonderen in de Grote- of St. Gertrudiskerk van Workum. De afbeelding wordt door Beetstra (1953) beschreven als: een apotheek met achter de recepteertafel de apotheker met witte bef, pruik en hoed benevens een helpster. Een andere vrouw is voor genoemde tafel werkzaam bij een grote vijzel, terwijl wij tevens een man en een vrouw als klanten aantreffen. Duidelijk te onderscheiden zijn verder een destilleertoestel, een tiental tonnetjes, zalfpotjes e.d. en een apart kastje, (vergiftkastje?). |
 |
 |
( 2 ) Burgerboek deel 2. inv.nr. 210 (GSF). GSF = Gemeentearchief Súdwest Fryslân. |
 |
 |
( 3 ) Collectie Fries Museum inv.nr. N13341. |
 |
 |
( 4 ) Kohieren van de personele goedschatting, inv. nr. 1161 (GSF). |
 |
 |
( 5 ) Met dank aan de heer Gerrit Twijnstra van de Oudheidkundige Vereniging Warkums Erfskip. |
 |
 |
( 6 ) Nedergerecht Workum invnr. 231 Proclamatieboeken 1694-1713, p. 676; zie voor meer info over dit huis het artikel van Auke Hermanides: Reintje bij de brug. |
 |
 |
( 7 ) Nedergerecht Workum invnr. 150 Autorisatieboeken 1670-1759, paginanummering ontbreekt (scan 245 op allefriezen.nl); Nedergerecht Workum invnr. 234 Proclamatieboeken 1749-1760, p. 3. |
 |
 |
( 8 ) Kasboek van 't weeshuis te Workum. inv. nr. 54 (GSF). |
 |
 |
( 9 ) Nedergerecht Workum invnr. 205 Weesboeken 1769-1810, fol. 19v. |
 |
 |
( 10 ) Nedergerecht Workum invnr. 300 Collateraalboeken 1774-1802, fol. 4. |
 |
 |
( 11 ) Nedergerecht Workum invnr. 005 Informatieboeken 1753-1773, fol.23; 2e inbraak fol.30. |
 |
 |
( 12 ) Nedergerecht Workum invnr. 205 Weesboeken 1769-1810, fol. 23. |
 |
 |
( 13 ) Nedergerecht Workum invnr. 106 Processtukken 1772-1774, fol.228, 312 v.v. |
 |
 |
( 14 ) Bijlage Civiele Sententies, portefeuille 916, dossier 1 (1766), Tresoar. |
 |
 |
( 15 ) Kohieren van de personele goedschattig 1692-1793. inv.nrs. 1147-1211 (GSF). |
 |
 |
( 16 ) Nedergerecht Workum invnr. 244 Registers van koopbrieven 1781-1788, fol.3. |
 |
 |
Afbeelding op de apothekers- en chirurgijnsbaar |
 |
lees ook:
|