Al in Wereldoorlog I speelden (gevechts)vliegtuigen - hoewel de techniek ervan nog in de kinderschoenen stond - een rol in de krijgshandelingen van de oorlogvoerende partijen. Sommige piloten bereikten als pioniers van de Luchtstrijdkrachten in hun 'man-tegen-man gevechten' een soort van heldenstatus, ook wel als 'azen' betiteld. De 'kampioen' van hen was de Duitser Rittmeister Manfred Albrecht Freiherr von Richthofen, beter bekend - naar de knalrode kleur van zijn Fokker DR1 - als 'de Rode Baron', die ca. 80 vliegtuigen neerschoot. Hij werd zelf op 21.4.1918 neergehaald door de Canadees captain Roy Brown en werd door zijn Britse tegenstanders uit respect met militaire eer ter aarde besteld.
Ritmeister Manfred van Richthofen met een replica van zijn Fokker Dr.I
Bij de geallieerden schreven de Canadees luitenant-kolonel W.A. 'Billy' Bishop (VC, DSO, MC, DFC) met 72 overwinningen, de Fransman capitaine René Fonck met 75 en de Engelsman major J.T.B. Cudden (VC, DSO, MC, MM) met 57 treffers geschiedenis. Bij de Amerikanen, die pas in de loop van 1917 in de strijd betrokken raakten 'verdiende' captain Edward V. Rickenbacker deze status met 24 neergehaalde vijandelijke toestellen.
Tijdens Wereldoorlog II werd de luchtmacht een strategisch wapen, dat niet alleen vijandelijke vliegmachines met jagers bestookte, maar bovenal werd het areaal aan geallieerde bommenwerpers, vaak vergezeld van begeleidende jagers, ingezet om gronddoelen van de Duitsers in veelal hun Heimat te vernietigen.
Vanaf juli tot october 1940 probeerde de Luftwaffe in wat de geschiedenis is ingegaan als de 'Battle of Britain' met luchtaanvallen, bombardementen en beschietingen, de Britten - die toen 915 toestellen verloren - er onder te krijgen, maar slaagde daarin niet dankzij het heroïsche verzet van de Royal Air Force.
Na die befaamde 'Battle of Britain' was de min of meer verslagen Luftwaffe door de geleden grote verliezen (1733 toestellen vernietigd, 643 beschadigd) danig verzwakt, waardoor ze haar overheersende positie in de luchtoorlogvoering kwijt raakte en nam de R.A.F. het initiatief in de lucht over. Dat resulteerde in vele bombardementsvluchten vanaf bases in vooral Oost-Engeland naar het vaste land van Europa, waarbij duizenden tonnen aan bommen werden uitgeworpen om wapen-, motoren-, en munitiefabrieken, rangeerstations, spoorwegknooppunten, stuwdammen, havens, wegen en viaducten van de vijand, te vernietigen. Veel van de vliegroutes naar die zenuwcellen van de Duitse oorlogsindustrie liepen over (Noord) Nederland. Boven Fryslân hadden de geallieerde machines veel last van jagers - o.a. de Messerschmitt 110, de Focke Wulf - van de Fliegerhorst Leeuwarden, die er in slaagden circa 500 geallieerde machines, jagers en bommenwerpers, neer te halen.
Manchester
De Lancaster was een zware bommenwerper, afgeleid van de tweemotorige Manchester. Gewicht 31.750 kg, uitgerust met 4 vloeistofgekoelde Rolls-Royce Merlin 24 motoren, die een vermogen van 1640 pk leverden. Maximum snelheid 462 km/uur, maximum bereik 4.070 km, maximale vlieghoogte 6 km. Lengte 21,18 m, vleugelspanwijdte 31,09 m, vleugeloppervlak 120,49 m2. Bewapening: 8 (Browning)mitrailleurs van 7,7 mm. Bommenlast 6350 kg, in een later stadium van ontwikkeling circa 10.000 kg. Door R.A.F. Bomber Command op grote schaal operationeel ingezet vanaf april 1942.